Eiwitten

Eiwit wordt door het lichaam gebruikt voor uiteenlopende functies zoals het bouwen en herstellen van de lichaamscellen en weefsels. Er is een constante toevoer van eiwitten nodig voor het repareren en opbouwen van lichaamscellen. Eiwitten zijn nodig voor het aanmaken van botten, spieren, huid, enzymen en nog veel meer. Na water komt eiwit het meest voor in het lichaam. Ongeveer een vijfde deel van het menselijk lichaam bestaat uit eiwit. De eiwitten komen uit de voeding die we eten. In het moderne eetpatroon krijgt iedereen voldoende eiwitten binnen. Een volwassen persoon heeft ongeveer 0.8 gram eiwit nodig per kilo lichaamsgewicht. Een gram eiwit is gelijk aan 4 calorieën.

Aminozuren

Er zijn twintig aminozuren die voorkomen in menselijk eiwit. Acht van deze aminozuren zijn essentieel voor het lichaam. Dit zijn de volgende aminozuren: leucine, lysine, fenylalanine, tryptofaan, isoleucine, threonine, methionine en valine. Arginine en histidine worden gezien als semi essentieel. De essentiële aminozuren moeten het lichaam binnenkomen door voeding. De andere tien aminozuren zijn niet essentieel doordat het lichaam ze zelf kan produceren. De niet-essentiële aminozuren zijn alanine, asparaginezuur, glycine, glutamine, glutaminezuur, hydroxyproline, proline, serine.

Eiwitbronnen

Eiwitbronnen worden ingedeeld in twee groepen; complete en niet complete eiwitten. Complete eiwitten beschikken over alle essentiële aminozuren. Dit zijn de aminozuren die het lichaam niet zelf kan produceren. Voorbeelden van complete eiwitbronnen zijn kip, vis, eieren, melk en melkproducten en vlees. Niet complete eiwitbronnen leveren aminozuren maar niet alle essentiële aminozuren. Voorbeelden van niet complete eiwitbronnen zijn bonen, graanproducten, groenten en fruit. Het is echter mogelijk dat door het combineren van niet complete eiwitbronnen alle essentiële aminozuren verkregen worden.